Menselijke arbeid, socialisme & kapitalisme
Alle menselijke arbeid heeft een drievoudige morele betekenis. Op de eerste plaatst zorgt werk voor de menselijke capaciteit van zelfexpressie en zelfvoorziening. Op de tweede plaats is het een manier om als mens te kunnen voorzien in de materiële noden. Tenslotte draagt werk en arbeid bij aan het welzijn van de mens en de grotere gemeenschap. Men werkt immers niet alleen voor zichzelf, maar ook voor gezin, natie en zelfs voor het welzijn van de gehele menselijke familie. Arbeid is dus van groot en essentieel belang in iedere ontwikkelde menselijke samenleving. Daarbij moet altijd worden opgemerkt dat de economie de mens dient, niet omgedraaid. Dat is een primair basisbeginsel van de katholieke visie op economie. Deze katholieke economievisie neemt een middenpositie in tussen enerzijds socialisme en anderzijds liberalisme.
Het socialisme wordt afgewezen omdat ze het gevoel van menselijke naastenliefde en de oprechte onderlinge solidariteit uitholt en van zijn essentiële betekenis ontdoet. Naastenliefde heeft in het socialisme slechts een flankerende rol naast de almachtige overheid. Bovendien is voor het behalen van essentiële doelstellingen van het socialisme een enorme machtsconcentratie van inkomen en vermogen bij de overheid nodig. Dit dient vanuit het perspectief van subsidiariteit te worden afgewezen; de overheid wordt te machtig en invloedrijk, de burger te afhankelijk. Dus in dat opzicht; tegen ‘big government’.
Het kapitalisme heeft als gevaar dat haar leidmotief, te weten vooruitgang, competitie en de absolute dominantie van economische wetten, een situatie laat ontstaan waarin bezit en consumeren een recht is dat geen enkele limitering kent en geen enkele sociale respons geeft aan actuele problemen in de samenleving. Deze ongecontroleerde vorm van kapitalisme leidt tot wat paus Pius XI ooit heeft genoemd ‘het internationale imperialisme van geld’. Bovendien maakt het kapitalisme mensen bijzonder afhankelijk. Weliswaar niet van de staat, zoals het socialisme, maar wel van grote holdings en corporaties die alle macht en invloed absorberen. In dat opzicht stellen katholieken zich ook teweer tegen ‘big business’.
Maar wat dan wel?
Voor katholieken geeft het distributisme het meest passende antwoord. Deze economische visie biedt dan ook vele mogelijkheden om als leidraad te worden genomen voor het politieke handelen van katholieken met betrekking tot economische thema’s. Kleine bedrijven, de promotie van de lokale cultuur en een voorkeur voor een klein productieproces boven kapitalistische massaproductie is wat distributisme voorstaat. Daarbij is privébezit een fundamenteel mensenrecht. Productiemogelijkheden dienen dan ook zoveel mogelijk onder de bevolking te worden verdeeld. Ze dienen niet geconcentreerd te worden in de handen van de staat of van enkele grote bedrijven of rijke individuen. Het distributisme wil een ‘samenleving van eigenaren’, want alleen door het verspreiden van privébezit onder zoveel mogelijk mensen kan een rechtvaardige sociale orde worden bereikt. Of zoals de Engelise letterkundige en journalist G.K. Chesterton het verwoorde; „Te veel kapitalisme betekent niet te veel kapitalisten, maar niet genoeg”. Een ander voordeel van distributisme is dat het in zichzelf géén modernistische of anti-traditionele kracht is, zoals socialisme en kapitalisme dat beide in essentie wel zijn.
Vijf pijlers van distributisme
Het distributisme wil de economische activiteit integreren in de volheid van het menselijk leven; in het spirituele en intellectuele leven en het familiebestaan. Daarbij vormen subsidiariteit, het gildesysteem, coöperaties, mededinging en sociale liefdadigheid vijf kernbegrippen.
1. Subsidiariteit
Subsidiariteit is een absoluut kernbegrip voor het handelen van katholieken in de politiek. Dat betekent zoveel mogelijk lokaal en in de eigen gemeenschap en alleen datgene wat daar niet geregeld of verzorgd kan worden naar een hoger niveau tillen. De overheid is daarmee terughoudend in haar optreden, om zodoende lokale/particuliere initiatieven niet te vernietigen. Ze onderneemt, helpt, stimuleert, beperkt of reguleert pas wanneer blijkt dat individuen of lokale gemeenschappen in de een bepaalde nood niet zelf kunnen voorzien of hierin worden bedreigt.
2. Gildesysteem
Het 'gildesysteem' klinkt absoluut als iets van de middeleeuwen. Sterker nog; dat is het ook! De laatste keer dat er iets van gilden is vernomen is nog van voor de protestantse reformatie. Gilden waren destijds een combinatie van de huidige Kamer van Koophandels, MBO-opleidingen, werkgeversorganisaties en vakbonden. In Nederland kennen we onder andere VNO-NCW en FNV en CNV. Toch zijn zij allen een schim van de oude gilden. Het gildesysteem is namelijk een ‘polder op zichzelf’. In gildes werken zowel werknemers als werkgevers op voet van gelijkheid met elkaar samen. Dit principe werkt het distributistische ideaal van een klein, besloten productieproces en een innige samenwerking tussen werkgevers en werknemers in de hand. De contemporaine scheiding van de traditionele gilde in de moderne vakbonden en werkgeversorganisaties wekt een dualisme tussen beide in de hand die ongewenst is en afstand schept.
3. Coöperaties
Het distributisme is fervent voorstander van coöperaties die democratisch gecontroleerd worden door leden en tot doel hebben deze leden te voorzien van allerhande faciliteiten, kredieten en financiële diensten. En prachtig praktijkvoorbeeld hiervan is de Rabobank. Een groot voordeel van dergelijk coöperatieve instellingen is dat ze veelal ruime aandacht hebben voor lokale gemeenschappen en duurzame ontwikkeling. Ze wijzen bovendien een concentratie van macht nadrukkelijk af, juist omdat de leden de fundamentele pijlers blijven en zijn. Tenslotte zijn coöperaties moreel meer verantwoordelijk in hun ondernemerschap dan de alleen op winstbejag gerichte, beursgenoteerde bedrijven en organisaties.
4. Mededinging
Het tegengaan van machtsconcentratie in het bedrijfsleven, het bestrijden van misbruik maken van de dominante positie, de strikte controle op staatssteun aan bedrijven en het vrijmaken van de bestaande staatsmonopolies (privatisering) zijn begrippen die binnen het distributisme een belangrijke en prominente rol spelen. Zij vormen een schild tegen onnodige en ongewenste concentratie van macht, of dat nu bij het bedrijfsleven of bij de overheid is. Wij zijn dan ook sterke voorstander van een fors en scherp mededingingsbeleid.
5. Sociale liefdadigheid
Nadrukkelijk wordt erkent dat ieder mens het fundamentele recht van leven heeft en het daarbij verdient de voorzieningen te verkrijgen die een menswaardig bestaan mogelijk maken, beginnend met voedsel, huisvesting, kledij, werkgelegenheid, volksgezondheid en onderwijs. Compassie en liefdadigheid, zo leren Bijbel en traditie ons, beweegt de mens tot respect en zorg voor armen en voor hen die een lastige positie binnen de maatschappij hebben. De meer gefortuneerde mensen zouden sommige van hun rechten en inkomsten genereus ten diensten van andere moeten stellen. Daarmee legt de katholieke leer dus nadrukkelijk de primaire verantwoordelijkheid voor naastenliefde in de eigen kring en omgeving, in de handen van de lokale gemeenschap. Distributisme is terughoudend met betrekking tot de rol van de overheid in de sociale liefdadigheid, omdat er een potentieel gevaar van afhankelijkheid van de mens aan de overheid ontstaat. Bovendien kan een overheid in zichzelf niet ‘liefhebben’, waardoor er per definitie kou en kilte ontstaat. Wanneer de menselijke waardigheid en de elementaire rechten tot leven echter dusdanig in gevaar komen of worden geschonden, dient er een sterke, krachtige en compassievolle overheid klaar te staan die als laatste en ultieme redmiddel functioneert voor de allerzwaksten en hen die niemand hebben.
Samenvattend kan gesteld worden dat in de huidige maatschappij enige distributistische tendensen zijn waar te nemen, met name wanneer politici of partijen naar het volgende streven:
1. Geef lokale gemeenschappen meer invloed.
2. Stimuleer mensen tot een meer actieve rol in hun gemeenschap.
3. Draag macht over van de centrale overheid naar de lokale overheid.
4. Stimuleer en ondersteun coöperaties, hulporganisaties, liefdadigheid en sociaal ondernemerschap.
5. Massalisering, anonieme producties en schaalvergroting dienen resoluut te worden afgewezen.
6. Liefdadigheid dient in eerste instantie in de eigen omgeving te worden uitgevoerd en pas in noodgevallen door de overheid, als ultieme redmiddel voor zwakkeren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten