vrijdag 10 augustus 2012

Denkoefening: De invoering van een distributistisch systeem

Wanneer we nadenken over de praktische implicaties van de economische doctrines van het distributisme is het van belang te bedenken dat haar grootste pleitbezorgers geenszins tot doel hadden een nieuw macro-economisch model te ontwerpen. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de grondleggers van het kapitalisme en communisme. Tevens is het van belang op te merken dat het distributisme slechts op kleine en relatief beperkte schaal daadwerkelijk heeft gefunctioneerd. Dat maakt het lastig dit systeem te analyseren. Ook omdat een macro-economisch model ontbreekt. We zullen ons in dit artikel dan ook primair focussen op de micro-economische aspecten van het distributisme, zonder overigens het belang van een macro-economisch model te ontkennen. We zullen een theoretische denkoefening ontplooien over hoe de distributistische principes in de praktijk kunnen worden gebracht. Er is weinig realiteitszin voor nodig dat een volledige omwenteling van het huidige westerse economisch systeem niet binnen handbereik is. Het kapitalisme, meer in het bijzonder in West-Europa het Rijnlands model, zal waarschijnlijk dominant blijven. Toch zijn er ook binnen dit stelsel distributistische tendensen en richtingen mogelijk, die overigens ook veelvuldig worden bepleit én toegepast. Zie onder andere dit artikel. Dat is echter iets anders dan dat er sprake is van een daadwerkelijk nieuw model. In dit artikel dan ook een uiteenzetting hoe een daadwerkelijk nieuw economisch model zou kunnen functioneren. Dit is wellicht interessant voor ontwikkelingslanden, waar vaak nauwelijks sprake is van economische organisatie. Veel van de hier vermelde informatie is (vertaald) afkomstig van de artikelen van de Amerikaanse professor dr. Peter Chojnowski.

Basisvoorwaarden economische systemen
Het woord ‘economie’ is afgeleid van het Grieks woordoeconomia, wat zoveel betekend als ‘gezin’. Voor katholieken in de economie wordt via deze essentiële bouwsteen de menselijk gemeenschap geordend, onderhouden en gestabiliseerd. Een economische theorie moet vanuit katholiek oogpunt dan ook altijd als primaire toetssteen de invloed die ze heeft op het gezin hebben. Bovendien moet een dergelijk model de intrinsieke levenswaarden van zelfvoorziening in ogenschouw nemen. Kernvraag is dus welke economische setting ervoor zorgt dat gezinnen aan bovenstaande intrinsieke levenswaarden kunnen voldoen. Om daar een goed antwoord op te geven, dienen we de katholieke economische leer van paus Leo XIII (Rerum Novarum), paus Pius XI (Quadragesimo Anno) en van de grondleggers van het distributisme te bestuderen. Centraal element in alle drie de werken is de overtuiging dat privébezit van essentieel belang is. Dus niet geleend bezit, maar daadwerkelijk eigen bezit. Naast deze startvraag is het ook van belang te kijken hoe arbeid wordt georganiseerd. Wil het distributisme functioneren is er immers een omvangrijk arbeidersaantal nodig. Willen we ook voldoen aan de eisen die aan een micro-economisch systeem worden gesteld, dan moeten we een ‘einde’ van het distributistische systeem construeren. Daarmee bedoelen we; een einddoel, een richting. Dat primaire einddoel is voor het distributisme 'het voldoen aan de basisbehoefte van een gezin'. Dit kan alleen worden bereikt wanneer er een omvangrijke groep mannen en vrouwen is die bereid is hun beroepsmatige talenten aan te wenden voor een systeem dat gericht is op het voorzien in de basisbehoefte van een gemeenschap.

In deze denkoefening over het oprichten van een distributistisch systeem zullen we ons concentreren op een distributistische constructie volgens de paralleleconomie. Dat wil zeggen op een economische constructie die hetzelfde produceert als het dominante economische systeem (momenteel het kapitalisme), alleen op een andere manier. Voor verdere afbakening is het tevens van belang dat we ons beperken tot wat vader Vincent McNabb O.P. omschreef als ‘primaire goederen’; huisvesting, voedsel en kledij. Daar zou anno 2012 ook communicatie en volksgezondheid aan kunnen worden toegevoegd. Door zoveel mogelijk zelf in deze primaire goederen te voorzien wordt een gemeenschap in essentie zelfvoorzienend en autonoom. Wat daarbij essentieel is, is een flankerende organisatie. Daarmee wordt bedoeld dat er een uit het bijvoorbeeld het geloof gebaseerd committent nodig is dat de economische organisatie vanuit de maatschappij ondersteund. Zonder deze vorm van committent is het project gedoemd te mislukken. Er zijn twee committents nodig; (1) een beroepsmatig committent van de leden van de gemeenschap en (2) een financieel committent van de leden van de gemeenschap. Met een beroepsmatige committent wordt bedoeld dat een arbeider/professional zijn vaardigheden, talenten en arbeid inzet om zichzelf, zijn gezin en de gemeenschap in de primaire behoeften te voorzien. Met een financieel committent wordt bedoeld dat men de financiële bronnen die men aanwend voor het voorzien in primaire behoefte gericht uitgeeft aan economische organen (zoals bijvoorbeeld coöperaties) die bestaan uit mannen en vrouwen uit de eigen gemeenschap. Op die manier kan worden voorzien in de eigen primaire noden via de lijnen die door de gemeenschap zelf zijn opgezet. Daarbij moet worden opgemerkt dat dergelijk systeem beknellend en dwingend zou kunnen zijn wanneer ze niet ten volste wordt gedragen door een sterk gevoel van gemeenschap en eenheid. Deze gemeenschap is dan ook essentieel en kan extra worden versterkt door God gegeven waarden, zoals broederschap.

Het hiervoor beschreven dubbele committent van zowel individuen als van de gemeenschap is er uiteindelijk op gericht gezamenlijke groepen families voort te laten bestaan, ze te laten groeien, verbeteren, overleven en verder te ontwikkelen. Een dergelijk committent aan het distributisme zou de ultieme kans en mogelijkheid zijn een economisch systeem te construeren dat niet massaal en anoniem bijdraagt aan de doorgeschoten maakbaarheidgedachte en hyperconsumentisme, maar dat ten volle steun geeft aan traditie, menselijke maat en geborgenheid.

Gilden
De eerste stap in de organisatie van een dergelijk micro-economisch systeem is de organisatie van gilden. Gilden verdelen arbeidskrachten in diverse ‘specialisatiegroepen’. In een relatief kleine en beperkte setting kan men zich concentreren op het opzetten van gilden voor de diverse basisbehoefte; dus gilden voor voedsel, huisvesting, kledij, communicatie en medische zorg. Deze gilden verenigen alle onafhankelijke leden van een bepaalde beroepsgroep en brengen er orde en structuur in aan. Een bijzondere rol is daarbij weggelegd voor een geestelijk aalmoezenier, die toeziet op een juiste onderlinge omgang tussen de leden binnen een gilde. Dit versterkt tevens het gevoel dat men met elkaar verbonden is en gezamenlijk bijdraagt aan het eindproduct. Een eigen patroonheiligen, zoals de Heilige Rafael voor medische werkers en Sint Jozef voor de constructiewerkers, versterkt dit gevoel in een religieuze setting nog eens extra. Immers; op deze manier worden geloof, leven en arbeid op een integrale manier op elkaar afgestemd binnen het gildesysteem. Het gilde biedt op die manier ook sterke economische voordelen, onder andere door een juiste afstemming onder professionals. Men is namelijk naast zelfstandige met privebezit ook onderdeel van een groter gilde. Men wordt ook ondersteund door dit gilde. Zo functioneren de gilden als werkgeversorganisatie, vakbond en kamer van koophandel in één. Tel daarbij op dat gilden ook gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de toelating en opleiding van leden en men vervult tevens een MBO-opleidingsfunctie. Startpunt van ieder gilde is en blijft echter; de individuele ondernemer/arbeider/vakman met zijn eigen privebezit!

Gilden en familiebedrijven
Het primaire doel van bijvoorbeeld de gilden van groentekwekers, winkeliers of boeren is het dienen van de gehele gemeenschap in haar primaire noden in plaats van het alsmaar laten toenemen van pure winst. Want juist coöperatieve bedrijven bieden de vereiste structuren voor een eerlijke en aanvaardbare economie. Immers; met het opzetten van eerlijke prijzen en goede lonen voor de werknemers ontstaat een situatie waarin de (lokale) economie goed gedijt, met name vanwege de stabiele clientèle en het hoge verkoopvolume. Bedenk daarbij dat het vaak zo is dat bedrijfseigenaren ook een bepaalde politieke macht hebben in de lokale gemeenschap; geld is immers macht. Coöperaties en het distributisme geven daar een counterbalance op, omdat geld en macht niet worden geconcentreerd in handen van enkele, maar aan iedere deelnemer binnen het gilden die er als privepersoon in functioneert. Op die manier staat geld ten dienst van het financieel en sociaal welzijn van alle mensen in de gemeenschap.

Huisbezit
Een belangrijk element binnen het distributisme is het voorzien in betaalbare huizen. Belangrijk daarbij is betaalbaar land om het huis op te kunnen bouwen. In dat opzicht zijn er enkele distributistisch georiënteerde voorbeelden uit met name Nederlands Limburg in het begin van de vorige eeuw beschikbaar. Daar werd destijds door kerkelijke organisaties in de mijnstreek door massa-aankoop en georganiseerde bouwcoöperaties een mogelijkheid tot de bouw van goedkope huizen gecreëerd. Door de accumulatie van het kapitaal van de gilden die door deze bouwactiviteiten ontstond, werden deze gilden op hun beurt weer in staat gesteld om tegen aanvaardbare prijzen land te kopen waar vervolgens weer nieuwe huizen voor nieuwe inwoners op konden worden gebouwd. Op die manier kan op een relatief goedkope manier worden voorzien in de bouw van solide, betaalbare huizen voor gezinnen.

Leerlingwezen
Een van de mooiste effecten van een gilde is het opzetten van een leerlingwezen. Het leerlingwezen is altijd al een van de kernbegrippen van een gilde geweest. Het was de hoop en inspiratie voor jongeren die zich het vak eigen wilden maken. De essentie van het gildensysteem is het bestaan van een meester-leerling-verhouding en daarmee van discipline. De relatie tussen de meester en zijn leerling is het fundament van alle ware onderwijssystemen in welke branche dan ook. Dergelijke relatie, opgericht binnen een gilde of wellicht zelfs van vader op zoon, biedt vele voordelen. Allereerst zorgt het voor een diepgaande integratie van het werk en dus van de economie in de rest van het leven . Bovendien geeft het de ruimte voor mensvorming en het versterken van een broederlijke band tussen mensen. Op de derde plaats verzorgt het systeem een gezonde en verantwoorde doorgroei van de adolescentiefase naar het volwassen leven. Het geeft de jongeren eigen verantwoordelijkheid en biedt hen tevens een heldere visie op hoe ze zelf op een economisch verantwoorde wijze een eigen familie kunnen stichten. Een dergelijke wijzen van onderwijs kan ook buiten gilden worden vormgegeven, bijvoorbeeld voor hen die docent, advocaat of accountant wil worden. Zij krijgen dan een patroon toegewezen vanuit deze beroepgroep. Deze patroon neemt de jongere onder zijn vleugels en onderwijst hem zowel de inhoudelijke als praktische zaken van het beroep, ondersteund door universitaire scholing. Op die manier kan op een verantwoorde manier worden voorzien in onderwijs en vorming van jongeren buiten de meer ambachtelijke/traditionele beroepen.

Ruilhandel en Coöperatiebanken
Een van de meest urgente problemen waar gezinnen tegenwoordig mee te maken hebben zijn de zware eisen die aan hen worden gesteld. Deze eisen kunnen vaak niet worden beantwoord zonder grote schulden te maken op allerlei terreinen. Denk alleen al aan de torenhoge hypotheken voor huisbezit. Dit kan via het distributisme grotendeels worden aangepakt door de lage prijzen die gilden bieden en het feit dat zelfvoorziening het primaire doel is, niet het maken van winst. Naast deze elementen zijn er nog twee andere manieren waarop schulden kunnen worden voorkomen; ruilhandel en coöperatiebanken. Met ruilhandel wordt bedoeld het uitwisselen van diensten voor diensten in plaats van diensten voor geld. Deze ruilhandel versterkt de band tussen mensen onderling en het zorgt tevens voor het besparen van geld. Daarmee is ruilhandel een mooie manier om te ‘de-investeren’ in ‘het systeem’ en vervolgens te investeren in ware en oprechte naastenliefde. De coöperatiebanken vormen een ander element dat nuttig kan zijn in het generen van ‘vriendelijk’ en ‘nuttig’ kapitaal, waarbij tegen acceptabele leningen en rentes kan worden gewerkt in een door leden beheerste bank .

Conclusie
In voorgaande tekst zijn enkele aanzetten gegeven voor het opzetten van een distributistisch systeem. Nogmaals; dat is theorie en de praktijk is grilliger. Bovendien is het opzetten van dergelijk systeem in de westerse economieën schier onmogelijk. Binnen dergelijke systemen dient gestreefd te worden naar het doorvoeren van zoveel mogelijk distributistische tendensen. Toch is bovenstaande theoretische denkoefening interessant en, zoals ook in de inleiding vermeld, zou het boeiend kunnen zijn om te kijken hoe dergelijk systeem zich in bijvoorbeeld Afrika zou ontwikkelen. Van belang bij bovenstaande beschrijving is dat een middenweg wordt gezocht tussen enerzijds kapitalisme en anderzijds het communisme. Van essentieel belang in het distributisme is daarbij dat er hechte gemeenschappen bestaan. In dergelijke gemeenschappen kan het bovenstaande micro-economische systeem, gebaseerd op het distributisme, het beste gedijen. Zijn hechte gemeenschappen niet aanwezig, dan is het ‘systeem’ gedoemd te mislukken. Dat zou een van de potentiële valkuilen kunnen zijn bij de implementatie van het distributisme in bijvoorbeeld gefragmenteerde ontwikkelingslanden. Zoals met bijna alles in het leven is naastenliefde dus de sleutel!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten