In het eerste deel van dit artikel over de geest van het kapitalisme heb ik bepleit dat het kapitalisme meer is dan een economisch systeem. Ik heb verdedigd dat het kapitalisme een ideologie is, die uitmondt in een bepaalde levenshouding. Om zich te kunnen ontplooien heeft het kapitalisme daarbij zowel een aanval ingezet tegen tradities zoals die van de Kerk als ook tegen het orgaan ‘de staat’. In deel twee zet ik deze ‘kapitalistische religie’ af tegen de twee dominante christelijke godsdiensten; het rooms-katholicisme en het protestantisme.
Wiens schuld? De these van Fanfani
De kapitalistische geest is een intellectuele kracht met een specifieke geschiedenis. Deze is complex en zeker niet afhankelijk van enkele personen of gebeurtenissen. Het is een kracht die breed in de samenleving ontwikkeld, krachtig ondersteunt door de leidende elite van dat moment. Het is historisch van belang deze ontwikkeling in de tijd te plaatsen. De eerder op dit blog aangehaalde Italiaanse hoogleraar Fanfani stelt dat deze kapitalistische geest in ieder geval niet bestond tot aan de late middeleeuwen. In de middeleeuwen was de katholieke doctrine, rechtsgedachte en sociale systeem dominant. Ook in de oudheid was een mentaliteit die alle waarden terugbrengt tot een economische factor onbekend, zelfs ‘wezensvreemd’ aan de cultuur van destijds. Economie was in de oudheid een middel waarmee een (stad-)staat zichzelf kon voorzien. Dit alles in ogenschouw genomen kan met voorzichtigheid gesteld worden dat het kapitalisme (althans; de geesteskiemen daarvan) zo rond de 15/16de eeuw zijn opgekomen.
Met deze vaststelling zijn we bij de kern van het onderwerp van dit artikel. Is het nu de protestantse geest zoals die in 16de eeuw ontstond die de opkomst van het kapitalisme mogelijk maakte? Of is het juist de katholieke cultuur die het kapitalisme een beslissende boost gaf? Om deze vraag verantwoord te kunnen beantwoorden, moeten we vooraf heel duidelijk stellen dat we met zowel ‘katholicisme’ als ‘ protestantisme’ niet de kerkelijke instituties en zelfs niet leiders van deze religies bedoelen. Eerder bedoelen we de theologische, morele en spirituele codes. Het is immers mogelijk dat zowel het instituut als de individuele persoon anders handelen dan de theologische doctrine dat voorschrijft.
De these van Amintore Fanfani met betrekking tot bovenstaande vraag luidt dat de kapitalistische geest ten volle tot ontwikkeling kwam in de katholieke samenleving van de 15de eeuw. Deze ontwikkeling was in beginsel antithetisch met de katholieke leer en praktijk. De economische ontwikkeling van het kapitalisme gebeurt dus primair buiten de katholieke leer om. Fanfani stelt echter dat het protestantisme, met haar verwerping van de Katholieke doctrine over de noodzakelijkheid van goede werken om verlossing te verkrijgen, meewerkte aan de opkomst van het kapitalisme. Deze these van Fanfani werken we in dit artikel verder uit.
Katholicisme als vaccin en tegengif
De antithese tussen de ‘ geest van de Kerk’ en de ‘ geest van het Kapitalisme’ kan alleen begrepen worden wanneer we de filosofische en theologische principes die het startpunt van het katholiek denken en handelen vormen ten volle begrijpen. Daarbij is het van belang op te merken dat naast een theoretische visie de kerk ook altijd de mogelijkheid heeft gehad om druk uit te oefenen op belangrijke politici en bestuurders uit die tijd. In dat opzicht vormen de katholieke staten, waar de kerk ten volle invloed heeft kunnen uitoefenen, een interessant studieobject.
De basis van het katholieke denken is de leer uit het Evangelie en de voortdurende traditie van de Kerk door de eeuwen heen. In het bijzonder heeft Doctor Angelicus Thomas van Aquino bijgedragen aan de katholieke visie met betrekking tot arbeid, uitwisseling en financiën. Thomas van Aquino is dus voor zowel de moraaltheologie als voor de kerkelijke visie op economie van grote betekenis geweest. De basis van Thomas zijn denken over menselijke handelen is dat alle handelingen die zijn gewild door het intellect in cooperatie met de vrije wil een specifiek moraal karakter hebben. Dit in tegenstelling tot de onbedoelde, onvrijwillige acties die de mens verricht als onderdeel van zijn lichamelijke natuur. Vanzelfsprekend geldt voor alle economische handelingen volgens de leer van Thomas van Aquino dat ze een vrijwillige actie zijn, tot stand gekomen in geweten en vrije wil. Daarmee zijn ze moreel goed of fout. Met deze visie verschilt de kijk van katholieken op economische handelingen primair met die van kapitalisten. Economische winst is voor katholieken nooit een doel op zichzelf of een rechtvaardiging. Nee, economische handelingen moeten in overeenstemming zijn met het moraal. Dus denken we economisch, dan moeten we tegelijkertijd in de visie van Thomas van Aquino moralistisch denken. Nou, daar is leek me zo nog wel wat te winnen gezien de situatie anno 2012. Of meer polemisch gesteld; juist door het verminderen van het katholicisme in het westen, is de economische crisis kunnen ontstaan. Want uiteindelijk is ze niet meer dan een morele crises! Een heroriëntering op het moraal is dus nodig. Daarmee is dus ook een heroriëntering, of liever gezegd een herontdekking, van God gewenst
Laten we verder ingaan op de leer van Thomas van Aquino over rijkdom, waaronder hij verstaat 'natuur die is omgevormd in iets waardevols door menselijke arbeid'. Het eerste deel van de leer is de basale vaststelling dat de mens, in zijn lichaam en ook bewogen en aangemoedigd door zijn ziel, bepaalde materiele noden heeft waarin hij zichzelf wil voorzien. Dit karakteriseert alle menselijke wezens. Om in deze behoeften te voorzien, behoeften die vaak overigens prima gelegitimeerd zijn, is het nodig dat de mens bezit neemt van tijdelijke goederen voor zijn lichamelijk onderhoud. Omdat deze behoeften een universeel verlangen zijn, betekent dat voor Thomas van Aquino automatisch dat er altijd met het oog op andere moet worden omgegaan met deze goederen. Dus bezit nemen van goederen voor eigen gebruik is prima, maar wel wanneer daarbij nadrukkelijk rekening wordt gehouden met de medemens. De schepping voorziet in voldoende middelen voor ieder mens om te kunnen leven, maar wel onder de voorwaarde dat deze schepping ook ten dienste staat van alle mensen; niet enkel van enkele naties, groepen of bedrijven. Deze nadrukkelijk sociale conceptie van rijkdom botst sterk met de kapitalistische mentaliteit, die het weigert om claims van mensen op een goed of eigendom te erkennen zolang ze daar ‘geen wettelijke grond voor heeft’. Deze houding zorgt ervoor dat de kapitalistische man bezit neemt van bepaald goederen, voorzover de staat hem dat niet verbied. Op het moment dat hij bezit heeft genomen van het betreffende object, wordt dit uit de gemeenschappelijke sfeer getrokken en wordt het plotsklaps door menselijke wetgeving een exclusief en absoluut eigendom. God en medemens verliezen al hun rechten en claims over de rijkdom die op dat moment door de kapitalist wordt beheerst.
Het moge duidelijk zijn; de leer van de Kerk stelt nogal wat beperkingen aan het kapitalisme en werpt begrippen zoals beperking, limitering en broederschap in de strijd. Begrippen die in beginsel antithetisch aan de kapitalistische geest zijn. Of zoals Fanfani het (vertaald) uitdrukt: ‘Kapitalisme vereist een ontbinding, een vergeetachtigheid inzake menselijke broederschap. Het vereist een dergelijk vaste overtuiging dat je medemens slechts een consument of rivaal is die moet worden uitgeconcurreerd, dat het gehele concept van kapitalisme in beginsel onverenigbaar is met de Katholieke conceptie van de wereld’. Daar komt nog eens bij dat het kapitalisme geen ’einde’ kent. Er is geen eindpunt, geen moment van totale consumentverzadiging. Die is er in de ‘ katholieke economie’ wel: het voorzien in de belangrijkste primaire menselijke noden. Daar komt nog eens bij dat een belangrijk kritiekpunt op het kapitalisme is dat het de geest van liefdadigheid uitholt, omdat er in een zuiver kapitalistische denkrichting slechts wordt gedacht over mensen naar hun economische functie en productiviteit. Dat levert veelal geen diepgaande menselijke betrokkenheid op.
Het valt niet te ontkennen dat bovenstaande redenering een ander tempo van leven oplevert. De kapitalist wil altijd meer, groter, intenser, productiever en winstgevender bezig zijn. In de leer van Thomas van Aquino is het voorzien in de primaire behoeften het eindpunt van de economische activiteit. Er is dus een duidelijk eindpunt, een weg en een bestemming. Dat creëert een andere levenshouding, een levenshouding van meer rust en bestemming.
Vastgesteld kan worden dat de kerkelijke instituties, tradities en reguleringen de ontwikkeling van het kapitalisme heeft belemmerd. Gilden maakte competitie onmogelijk, de kerkelijke leer pleet bij voortduring voor juiste en stabiele prijzen in plaats van winstvergroting en in plaats van zo laag mogelijke loonkosten werd er vanuit theologisch oogpunt geijverd voor een eerlijke prijs. Bovendien vormde een kernpunt van de economische leer dat een mens altijd de meester bleef van zijn eigen arbeid. Arbeid is in die visie een persoonlijke activiteit, die de heelheid van de mens tot uitdrukking brengt. Een activiteit die het mogelijk maakt zich te onttrekken aan pure dierlijkheid en hem ten volle mens laat zijn. Daarbinnen past zelfvoorziening, eigenbeschikking en grip op de eigen ontwikkeling. Kapitalisme vervreemdt de mens hiervan, met haar eeuwige zoektocht naar zo min mogelijk activiteit voor zoveel mogelijk winst. In dergelijke situatie wordt de oude leermeester een manager, de trouwe arbeider wordt een werknemer en de eigen werkplaats wordt een grote fabriek. Deze situatie neemt alsmaar groteskere vormen. Wellicht dat we anno 2012 kunnen stellen het ‘hoogtepunt’ van 'economisch liberalisme‘ te hebben bereikt. Er zijn tal van managers die bedrijven leiden zonder te weten wie nu exact het betreffende product heeft gemaakt. Het zijn ontwortelde mensen die tal van beslissingen nemen die intrinsiek zijn ontdaan van hun existentiële betekenis. Beslissingen die ook nog eens worden genomen over bedrijven waar ze vaak slechts een tijdelijke en vluchtige binding mee hebben en waaruit relatief betekenisloze producten voortkomen, bedoeld voor massaconsumptie.
De reformatie als stimulans voor kapitalisme
Ondanks bovenstaande uiteenzetting dat de katholieke leer in essentie nogal botst met het kapitalisme, is het wel van belang te erkennen dat kapitalisme wel degelijk is ontstaan in een zuiver katholieke setting. Je zou kunnen zeggen; dat laat mooi zien dat je enerzijds de leer en anderzijds het leven hebt. Wel dient daarbij nadrukkelijk te worden opgemerkt dat het kapitalisme in een zuiver katholieke setting nooit dominant en overheersend is geweest in de samenleving. Er waren individuele kapitalisten, maar de samenleving was het zeker niet. Toch werden deze individuen steeds machtiger, invloedrijker. Ze verwierven bijvoorbeeld een hoge positie aan het hof. Een voorbeeld hiervan is Jacques Coeur (1393-1456), die grote invloed had aan het hof van de Franse koning Karel VII. Daar drukte hij beleid ten gunste van kapitalistische tendensen door. Een schoolvoorbeeld van de staat die zodoende verwordt tot facilitaire dienst van het kapitalisme.
Toch was het niet Frankrijk, maar Engeland waar het eerste echte kapitalisme ontstond. Door het Engelse kerkschisma onder Hendrik VIII (het ontstaan van de Anglicaanse kerk) werden onteigende kloostergronden aan een groep van supporters van de koning gegeven. Hierdoor ontstonden diverse voorwaarden voor het opbloeien van het kapitalisme. Denk aan het concentreren van rijkdom in de handen van enkele. Maar ook sociaalpsychologisch veranderde er veel. De katholieke kerk viel in Engeland uit elkaar, oude structuren lieten los en hadden geen zegkracht meer. Hierdoor waren deze structuren en tradities niet meer aanwezig als buffers tegen het toenemende kapitalistische denken, wat zich voor het eerst nadrukkelijk in Engeland manifesteerde.
Wanneer we een meer historisch-theologische analyse proberen op te zetten, dan stuiten we op enkele gerespecteerde schrijvers uit de 20ste eeuw, die stellen dat de protestantse geest (zoals ze onder andere door Johannes Calvijn in Geneve werd ontwikkeld) een grote rol heeft gehad in het creëren van de voorwaarden tot overwinning van de kapitalistische geest. Max Weber en Ernst Troeltsch zijn twee voorbeelden van intellectuelen die deze stelling huldigen. Max Weber besteedt daarbij de meest aandacht aan het Calvinistische concept van ‘seculiere roepingen’ als een belangrijk fundament voor het tot wasdom komen van het kapitalisme. Toch is het niet zozeer Calvijn als wel de ‘stichter van het protestantisme’, Maarten Luther, die de belangrijkste theologische bodem heeft gelegd voor de opkomst van het kapitalisme. Goede werken, de innerlijke reden voor actie en handelen van de mens, werden afgezwakt. Sola Gratia (alleen genade) was hetgeen de mens kon redden. De respons tussen aardse handelingen en eeuwig heil werd zodoende verminderd, afgezwakt, wellicht zelfs ontkend. Wanneer de relatie van handelen en heil wordt verbroken, dan kunnen handelingen in ziel, samenleving en bedrijfsleven niet langer direct en dwingend worden voorgeschreven door een metafysisch motief. Dat is ongetwijfeld ook de reden waarom we in de meer protestantse gebieden van Europa, zoals Pruisen, Engeland en Schotland, duizend morele systemen vinden, allen met een duidelijke nadruk op natuurlijke en aardse zaken. Dit is een unieke omgeving voor het kapitalisme. Het meest treffende voorbeeld hiervan is wel de Verenigde Staten van Amerika, een land zonder enig katholieke achtergrond en in beginsel door en door protestant. Ongebreideld kapitalisme, nauwelijks enige begrenzing en een innige verstrengeling tussen kapitalisme en religie die de gehele maatschappij doordrengt.
Met de splitsing van de band tussen ‘aards en hemels’ worden de omstandigheden voor het kapitalisme en de haar vertrouwde geest gestimuleerd. Het protestantisme vormt dus een meer vruchtbare bodem voor de ontplooiing van het kapitalisme. Bedenk ook dat het typisch katholiek is dat men bepaalde zaken aantreft ‘zoals ze zijn’, maar er vervolgens nadrukkelijk naar streeft van deze zaken te maken 'wat zou zouden moeten zijn'. Daarmee hebben katholieke een meer missionaire drang in de politiek, maatschappij en economie. Immers; wanneer je door je goede werken bijdraagt aan een betere wereld, is verlossing in de Hemel makkelijker te bereiken. Wordt dit principe losgelaten, dan wordt de situatie veel sneller geaccepteerd zoals die is.
Conclusie
Ondanks bovenstaande uiteenzetting over het protestantisme, erkende Fanfani dat het zeker geen doel van protestantisme was om het fenomeen kapitalisme tot ontplooiing te brengen. Dat blijkt ook wel uit het feit dat vele protestanten nog altijd kritisch zijn op de werking van het systeem. De theologische stellingnamen van protestanten ging echter wel rechtstreeks in tegen de sociale leer van de katholieken. Dat zorgde ervoor dat het kapitalisme tot volle wasdom kon komen. De vraag is of de stichters van het protestantisme zich hier wel van bewust waren. Bovendien kan als kritische kanttekening bij de stellingnamen van Max Weber worden opgemerkt dat ook zuiver katholieke landen, zoals Belgie en grote delen van Frankrijk, een nogal forse kapitalistische en industriële revolutie hebben gekend. Dergelijke ontwikkeling bleek dus zeer goed mogelijk zonder enige protestantse inmenging of bemoeienis. Sterker nog; toen het koninkrijk der Nederlanden nog bestond uit het huidige Nederland en België, was laatst genoemde beduidend rijker en welvarender! Dus ook hier klopt deze stelling niet.
Afrondend. Gesteld kan worden dat onder protestantse theologische tendensen een situatie van opkomend kapitalisme is ontstaan die zich vervolgens fors heeft uitgezaaid, ook bij katholieken. Als hedendaagse gelovigen (of die nu katholiek of protestants is) is het van belang om, binnen het kapitalistische framewerk wat nu eenmaal een gegeven en realiteit van onze tijd is, aandacht te blijven houden voor het in harmonie bij elkaar brengen van de verschillende levenssferen. De economie moet dus geen overwoekerend geheel worden, er moet ruimte blijven voor idealen, geloof, hoop en naastenliefde. Daartoe zal de christen in de politiek af en toe op de economische rem gaan staan.