In 1992 schreef Francis Fukuyama het boek Het einde van de geschiedenis en de laatste mens. In het boek betoogde de Amerikaanse geleerde dat het eindpunt van de ‘ideologische evolutie’ van de mensheid was bereikt: de Westers liberale democratie was het definitieve eindstation van menselijke ontwikkeling. Met deze overwinning van het liberalisme zou de wereld een groot oerwoud van mogelijkheden, vrijheid en economische vooruitgang worden. Precies twintig jaar na het verschijnen van het boek van Fukuyama lijkt de jubelstemming totaal omgeslagen in een bijna apocalyptische hysterie. Het einde lijkt wederom nabij, maar dit keer ongewild en negatief. Hoe kon het kapitalistisch-liberalisme veranderen van paradijs in hel in nog geen twintig jaar?
Het antwoord op deze ingewikkelde vraag is mijn inziens primair gelegen in de ontstaansgeschiedenis van het kapitalisme. Het kapitalisme is meer dan een economisch systeem; het is een totale levenshouding die diep doordringt in de haarvaten van de samenleving. In dergelijke setting gedijen moraal, traditie en religie slecht. Deze elementen geven immers morele sturing aan productie en consumptie, iets wat volgens de zuivere wetten van het kapitalisme onwenselijk is. Totale consumptie, haast zonder enige wezenlijke intrinsieke remming, is immers het nieuwe doel ten leven geworden. Een economisch systeem met dergelijke proporties kent echter haar eigen spelregels. Het zijn de regels van onzekerheid, volatiliteit, winstmarges, speculeren, economische maximalisatie-constructies en allerlei lastige economische wetmatigheden. Die zware prijs voor materiële welvaart is de burger echter niet bereid te betalen. In essentie blijft de mens immers op zoek naar zekerheid en geborgenheid. Daarmee ontstaat de paradox dat het kapitalisme via het democratische principe van volksvertegenwoordiging een grote overheid aanwakkert. Volksvertegenwoordigers willen met het oog op de kiezersgunst namelijk rust en zekerheid garanderen, juist ook op economisch gebied. Om dat te bereiken tuigen politici een grote overheid op die de scherpe kantjes en ongewenste effecten van het kapitalisme zoveel mogelijk tegengaan. Daarmee is de tegenstelling tussen kapitalisme en de vrije markt en het socialisme en een grote overheid niet waar: juist kapitalisme wakkert in een democratische context (een context waarin kapitalisme het vaakst ontstaat) een grote overheid aan. Deze innige samenhang tussen kapitaal en overheid blijkt ook wel uit de huidige financieel-economische crises. Overheid en economie versterken of verzwakken elkaar, maar laten beide ‘van huis uit’ weinig ruimte aan het maatschappelijk middenveld.
Het probleem van het huidige kapitalisme is dat de invloed van een economie die consumptie zo hard nodig heeft ons scheidt van onze traditie. De vraag is waarom we ons daar druk over moeten maken? Het antwoord daarop is relatief simpel; omdat we daardoor zijn losgeraakt van onze bronnen, van onze cultureel-historische ankers. Zeker nu, nu de economie krimpt, de crisis verhevigt en de overheid zich een weg uit de crisis probeert te spenderen lijkt een crash onvermijdelijk. Die onrust is overal voelbaar. Wat deze situatie ons zou moeten leren is dat we zelf verantwoordelijkheid moeten nemen en dat dus niet kunnen ‘uitbesteden’ aan een economisch stelsel of aan de overheid. Welvaart en vrijheid komen nu eenmaal tegen een prijs die verantwoordelijkheid heet en die we zelf moeten dragen. Een pleidooi voor een beheersbaar kapitalisme is dus geenszins revolutionair, maar juist ten diepste een oproep tot continuïteit, tot het heroppakken van de geschiedenis.
De natuurlijke ‘flow’ van welvaart dient een resultaat te zijn van geleverde arbeid, niet van systeemontwikkelde kapitaalvermenigvuldiging zoals nu op de beurzen en in het bankwezen plaatsvinden en die de crises hebben veroorzaakt. Een terugkeer naar een volledige kijk op het leven is noodzakelijk, waarin de mens niet alleen als een producent van goederen wordt gezien maar holistisch wordt geformuleerd als een wezen met vele verschillende rollen en vooral ook verantwoordelijkheden. De economie moet hierop opnieuw worden ingericht; terug naar de menselijke maat, die beheersbaar is en aansluit bij de intrinsieke waarde van de mens. En dus weg van onbeheersbare en onzichtbare marktprincipes die de mens domineren in plaats van dienen!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten